Izwajeg ûzru / De Steen bloeit
izwajeg ûzru.
âzru sar ur îzdâren ad izwajeg, mac mamenk izwajeg ! îttâf ijeddigen k°lanin. s uklu n imedla isfaw wayyur, s uklu n twallin-nnem, a tayri-nu, ifawen. s uklu n iswingimen ddernin, k°lan zund tayyughin ifessun dat allen. mamenk izwujjug ûzru, mamenk, nettan sar ur issen ad izwajeg. îttâf adû n uzwu izaren asemammi, îttâf adû n tidet, n idammen, n iderran kennefnin, n tazat ighladen, îttâf adû n tderfit n ad ittannay yan d ad issyafa d ufulki n iflillisen tek°lanin. mekad, ad izwajeg ûzru, nettan sar ur îzdâren ad izwajeg. rad ed aghulegh, rad ed aghulegh, tayri-nu, gegh-d yan gh ijeddigen-nnes gh ufus. irurt s tmazight mas AFULAY |
De steen bloeit.
De steen die niet kan bloeien, Wat bloeit die steen. Zijn bloesems zijn veelkleurig. Gekleurd als de wolken wanneer de maan hen beschijnt, Gekleurd als jouw ogen, liefste, En warm. Gekleurd als vrolijke ideeën, Veelkleurig als golven die tot aan de horizon golven. Wat bloeit de steen, Wat bloeit de steen die niet kan bloeien... Hij geurt naar de wind die het gehuil uiteenslaat, Hij geurt naar het vanzelfsprekende, Naar bloed, Gepofte kastanjes, Drukte in de straten. Hij geurt naar een vrijheid van zien en voelen En betovert veelkleurige vlinders. Zo bloeit de steen, De steen die niet kan bloeien. Ik kom terug, Ik kom terug, liefste, met een van zijn bloesems. Uit de bundel Het uur van de droom (Meulenhoff, 1996) |